Bij kinderen in de peuter- en kleuterleeftijd zien we dat motorische vaardigheden steeds verfijnder worden uitgevoerd: lopen wordt stabieler, kinderen gaan beter en harder rennen, springen gaat steeds verder en hoger en klimmen en klauteren gaat ze steeds beter af. Het samen spelen met andere kinderen wordt steeds belangrijker: in de speeltuin, op het kinderdagverblijf of op het schoolplein. Op deze leeftijd kan een ontwikkelingsachterstand steeds duidelijker worden.
Mogelijke behandelindicaties:
- Vaak struikelen en/of vallen
- Een afwijkend looppatroon
- Een moeizame of traag verlopende motorische ontwikkeling
- Moeite met fijnmotorische vaardigheden als knippen, kleuren, rits van de jas dicht maken, etc.
- Angstig zijn bij op- en afstappen of bij het klimmen en klauteren
- Aangeboren afwijkingen die de motoriek beïnvloeden
- Orthopedische afwijkingen (zoals tenenlopen, klompvoeten, naar binnen lopen met de voeten, botbreuken, hypermobiliteit)
- Neurologische problemen (zoals spasticiteit, spierziekten, stofwisselingsziekten en erfelijke syndromen)
