De motorische ontwikkeling is niet losstaand te zien van de ontwikkeling binnen andere domeinen (de sociaal-emotionele en de spraak-taal ontwikkeling). Er is veel variatie in de motorische ontwikkeling van een kind. Of een kind een normale ontwikkeling doormaakt, hangt af van vele factoren, waaronder erfelijkheid, mogelijkheden vanuit de omgeving en persoonlijke factoren van het kind. De vraag die veel ouders stellen: “loopt mijn kind achter in zijn ontwikkeling, of is dit normaal?” is dus niet eenvoudig te beantwoorden.
Herkent u uw kind in één van onderstaande stellingen? De kinderfysiotherapeut kan met u meekijken wat de oorzaak is en indien nodig advies geven en/of kinderfysiotherapeutische behandeling starten.
“Mijn baby wil niet op zijn buik liggen…”
“Mijn kind beweegt erg houterig…”
“Mijn kind heeft na al die tijd, nog steeds zijn zwemdiploma niet gehaald…”
“Mijn kind struikelt en valt vaak…”
“Mijn kind eet liever met zijn handen dan met bestek…”
De rol van de kinderfysiotherapeut
Om te bepalen of er sprake is van een afwijkende motorische ontwikkeling heeft de kinderfysiotherapeut de beschikking tot verschillende motorische testen. Hiermee kan het kind met leeftijdsgenoten vergeleken worden, of met zichzelf, om eventuele vooruitgang of achteruitgang te meten. Daarnaast beoordeelt de kinderfysiotherapeut de kwaliteit van de bewegingen die het kind maakt. Hierdoor is de kinderfysiotherapeut in staat om per kind te bekijken of de vaardigheden die hij/zij laat zien binnen de norm vallen of afwijkend zijn.
Een kind dat zich normaal ontwikkelt, zal niet behandeld hoeven worden, enkele tips voor ouders zijn dan al voldoende om het kind te stimuleren in zijn/haar ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een afwijkende ontwikkeling maakt de kinderfysiotherapeut een afweging of het kind doorverwezen moet worden voor verder onderzoek of dat kinderfysiotherapeutische behandeling volstaat. Soms wordt voor een combinatie van beide gekozen.
De behandeling van de kinderfysiotherapeut is voor ieder kind anders, er wordt specifiek gekeken naar de vaardigheden waar het kind moeite mee heeft en de mogelijke oorzaken hiervoor. Neem als voorbeeld een kind dat niet goed meekomt in de gymles. Dat kan vele oorzaken hebben (te weinig spierkracht, te weinig conditie, evenwichtsproblemen, moeite met coördinatie enz.), waardoor de aanpak bij ieder kind anders is. De oorzaak kan ook liggen in faalangst of bijvoorbeeld visusproblemen. De kinderfysiotherapeut zal in die gevallen doorverwijzen naar een andere behandelaar.
Een kinderfysiotherapeut bekijkt precies waar het bij een kind misgaat en zorgt dat de behandeling gericht is op dat onderdeel. Spelenderwijs wordt de vaardigheid aangeleerd. De kinderfysiotherapeut is in staat om te zoeken naar wat het kind nog nét wel kan, om vanuit daar de taak die het kind uitvoert in kleine stapjes moeilijker te maken. Iedere behandeling wordt op maat afgestemd op de mogelijkheden van het kind.
Developmental Coordination Disorder (DCD)
Bij 5-10% van de kinderen komt de diagnose Developmental Coordination Disorder (DCD) voor. Kinderen met DCD zijn vaak onhandiger en houterig in hun bewegingen. Ze hebben moeite met het aanleren van allerlei vaardigheden zoals bijvoorbeeld zwemmen, veters strikken, bestek gebruiken, aan- en uitkleden, schrijven en fietsen. Ook zien we dat deze kinderen vaak moeite hebben met plannen en organiseren. DCD komt vaak voor in combinatie met AD(H)D, dyslexie, autisme of andere leerproblemen.
Voor meer informatie over DCD, kijk ook eens op: https://balansdigitaal.nl/kennisbank/ontwikkelingsproblemen/welke-ontwikkelingsproblemen-zijn-er/wat-is-dcd/
https://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/ontwikkeling/DCD.php